Regel 108

Print this page

1. Indien overeenkomstig artikel 148, lid 1, van de verordening in een internationale aanvraag een beroep wordt gedaan op de anciënniteit van een of meer eerder ingeschreven merken, als bedoeld in artikel 34 van de verordening, dient de houder binnen drie maanden na de datum waarop het Internationale Bureau het Bureau kennisgeving doet van de internationale inschrijving, een afschrift van de desbetreffende inschrijving bij het Bureau in. Het afschrift wordt door de bevoegde autoriteit voor eensluidend gewaarmerkt.

2. Indien de houder van de internationale inschrijving zich overeenkomstig artikel 88 (thans artikel 92, red. Boek9), lid 2, van de verordening in een procedure voor het Bureau moet doen vertegenwoordigen, wordt in de in lid 1 bedoelde mededeling de benoeming van een vertegenwoordiger in de zin van artikel 89 (thans artikel 93, red. Boek9) lid 1, van de verordening vermeld.

3. De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat de houder mag volstaan met overlegging van minder bewijskrachtige stukken dan vereist uit hoofde van lid 1, mits het Bureau uit andere bronnen over de vereiste gegevens kan beschikken.