Regel 49

Print this page

1. Indien het beroep niet in overeenstemming is met de artikelen 57 (thans artikel 58, red. Boek9), 58 (thans artikel 59, red. Boek9) en 59 (thans artikel 60, red Boek9) van de verordening en regel 48, lid 1, onder c), en lid 2, verklaart de kamer van beroep dit beroep niet-ontvankelijk, tenzij elk gebrek vóór het verstrijken van de van toepassing zijnde, in artikel 59 van de verordening bedoelde termijn is verholpen.

 

2. Indien de kamer van beroep vaststelt dat het beroep niet aan andere bepalingen van de verordening of aan andere bepalingen van deze regels, met name regel 48, lid 1, onder a) en b), beantwoordt, deelt zij dit aan de insteller van het beroep mede en verzoekt zij hem de vastgestelde gebreken binnen een door haar te stellen termijn te verhelpen. Wanneer de gebreken niet tijdig worden verholpen, verklaart de kamer van beroep het beroep niet-ontvankelijk.

 

3. Indien de beroepstaks na het verstrijken van de termijn voor de instelling van beroep als bedoeld in artikel 59 (thans artikel 60, red. Boek9) van de verordening is betaald, wordt het beroep als niet-ingesteld beschouwd en wordt de beroepstaks aan de insteller van het beroep terugbetaald.