Regel 50

Print this page

1. Tenzij anders is bepaald, zijn de bepalingen die de procedure regelen bij behandeling door de instantie die de beslissing heeft genomen waartegen beroep wordt ingesteld, van overeenkomstige toepassing op de beroepsprocedure.
Wanneer het beroep wordt ingesteld tegen een beslissing die in een oppositieprocedure is genomen, is artikel 78 bis (thans artikel 82, red. Boek9) van de verordening evenwel niet van toepassing op de ingevolge artikel 61 (thans artikel 63, red. Boek9), lid 2, van de verordening gestelde termijnen.
Wanneer het beroep wordt ingesteld tegen een beslissing van een oppositieafdeling, beperkt de kamer van beroep het onderzoek van het beroep tot feiten en bewijsstukken die binnen de door de oppositieafdeling vastgestelde termijnen in overeenstemming met de verordening en deze regels zijn voorgelegd, tenzij de kamer van beroep van oordeel is dat ingevolge artikel 74 (thans artikel 76, red. Boek9), lid 2, van de verordening rekening moet worden gehouden met aanvullende feiten en bewijsstukken.


2. De beslissing van de kamer van beroep behelst:
a) de vermelding dat de beslissing door de kamer van beroep is genomen;
b) de datum waarop de beslissing werd genomen;
c) de namen van de voorzitter en van de overige, daarbij tegenwoordige leden van de kamer van beroep;
d) de naam van het bevoegde personeelslid van de griffie;
e) de namen van de partijen en van hun vertegenwoordigers;
f) de verklaringen van de punten waarover diende te worden beslist;
g) een beknopt overzicht van de feiten;
h) de motivering van de beslissing;
i) de uitspraak van de kamer van beroep en, voor zover nodig, de beslissing inzake de kosten.


3. De beslissing wordt ondertekend door de voorzitter en de overige leden van de kamer van beroep alsmede door het personeelslid van de griffie van de kamer van beroep.