Artikel 14

Print this page

  weegschaal.png  weegschaal.png

 

1.  Met betrekking tot een vastlegging van hun uitvoering op een fonogram hebben uitvoerende kunstenaars de mogelijkheid de volgende handelingen te beletten, wanneer deze worden verricht zonder hun toestemming: de vastlegging van hun niet vastgelegde uitvoering en de reproduktie van deze vastlegging. Uitvoerende kunstenaars hebben ook de mogelijkheid de volgende handelingen te beletten, wanneer deze worden verricht zonder hun toestemming: de uitzending langs draadloze weg en de overbrenging aan het publiek van de rechtstreekse uitzending van de uitvoering.


2.  Producenten van fonogrammen genieten het recht de directe of indirecte reproduktie van hun fonogrammen toe te staan of te verbieden.


3.  Omroeporganisaties hebben het recht de volgende handelingen te verbieden, wanneer deze worden verricht zonder hun toestemming: de vastlegging, de reproduktie van vastleggingen en de heruitzending langs draadloze weg alsmede de overbrenging aan het publiek van televisie-uitzendingen van vastleggingen. Wanneer de Leden zulke rechten niet aan omroeporganisaties verlenen, bieden zij de bezitters van het auteursrecht wat uitzendingen betreft de mogelijkheid de bovengenoemde handelingen te beletten, onverminderd de bepalingen van de Berner Conventie (1971).


4.  De bepalingen van artikel 11 betreffende computerprogramma's zijn van overeenkomstige toepassing op producenten van fonogrammen en andere bezitters van rechten met betrekking tot fonogrammen zoals bepaald in de nationale wetgeving. Indien een Lid op 15 april 1994 een stelsel kent voor een billijke vergoeding aan bezitters van rechten met betrekking tot de verhuur van fonogrammen, kan het een zodanig stelsel handhaven, mits de commerciële verhuur van fonogrammen geen aanleiding geeft tot wezenlijke aantasting van de uitsluitende rechten van reproduktie van de bezitters van rechten.


5.  De krachtens deze Overeenkomst voor uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen geldende duur der bescherming loopt tot ten minste het einde van een tijdvak van vijftig jaar berekend van het einde van het kalenderjaar waarin de vastlegging werd vervaardigd of de uitvoering plaatsvond. De ingevolge het derde lid toegekende beschermingsduur is ten minste twintig jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de uitzending plaatsvond.


6.  Een Lid kan, met betrekking tot de krachtens het eerste tot en met het derde lid verleende rechten, voorzien in voorwaarden, beperkingen, uitzonderingen en voorbehouden, voor zover toegestaan door het Verdrag van Rome. De bepalingen van artikel 18 van de Berner Conventie (1971) zijn evenwel ook van overeenkomstige toepassing op de rechten van uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen met betrekking tot fonogrammen.