Considerans

Print this page

  weegschaal.png

 

RICHTLIJN (EU) 2016/943 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 8 juni 2016
betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Bedrijven en niet-commerciële onderzoeksinstellingen investeren in het verkrijgen, ontwikkelen en toepassen van knowhow en informatie, de twee kernelementen van de kenniseconomie, die concurrentievoordeel opleveren. Deze investering in het ontwikkelen en toepassen van intellectueel kapitaal is bepalend voor hun concurrentievermogen en hun met innovatie verbonden prestaties op de markt en bijgevolg voor het rendement van hun investeringen, de eigenlijke grond voor onderzoek en ontwikkeling door bedrijven. Bedrijven nemen hun toevlucht tot verschillende middelen om zich de resultaten van hun met innovatie verbonden activiteiten toe te eigenen, wanneer ze vanwege de openheid hun investeringen in onderzoek en innovatie niet volledig kunnen laten renderen. Voorbeelden van dergelijke middelen zijn intellectuele-eigendomsrechten zoals octrooien, rechten op tekeningen of modellen of het auteursrecht. Een ander middel om zich de resultaten van innovatieactiviteiten toe te eigenen is het afschermen van de toegang en het benutten van de kennis die waardevol voor de entiteit en niet algemeen bekend is. Dergelijke waardevolle knowhow en bedrijfsinformatie, die niet openbaar zijn gemaakt en bedoeld zijn om vertrouwelijk te blijven, worden „bedrijfsgeheim” genoemd.
(2) Ongeacht hun omvang hechten bedrijven evenveel belang aan bedrijfsgeheimen als aan octrooien en andere vormen van intellectuele-eigendomsrechten. Ze gebruiken vertrouwelijkheid als een beheersinstrument voor het concurrentievermogen en de onderzoeksinnovatie, met betrekking tot een breed scala van informatie, van technologische kennis tot handelsgegevens zoals informatie over klanten en leveranciers, bedrijfsplannen, en marktonderzoek en marktstrategieën. Kleine en middelgrote ondernemingen hechten sterker aan en zijn in nog hogere mate afhankelijk van bedrijfsgeheimen. Door dergelijke uiteenlopende vormen van knowhow en handelsinformatie te beschermen, als aanvulling op of alternatief voor intellectuele-eigendomsrechten, laten bedrijfsgeheimen makers en innovators toe profijt te trekken uit hun scheppingen of innovaties, waardoor ze bijzonder belangrijk zijn voor het concurrentievermogen van zijn bedrijf evenals voor zijn prestaties inzake onderzoek en ontwikkeling en voor met innovatie verbonden prestaties.
(3) Open innovatie zorgt voor nieuwe ideeën die tegemoet komen aan de behoeften van consumenten en die een oplossing bieden voor maatschappelijke problemen, en maakt het mogelijk dat die ideeën gemakkelijker hun weg naar de markt vinden. Deze innovatie is een belangrijke hefboom voor de ontwikkeling van nieuwe kennis en ondersteunt het ontstaan van nieuwe, innovatieve bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op het gebruik van kennis die door verschillende partijen is gecreëerd. Gezamenlijk onderzoek, met inbegrip van grensoverschrijdende samenwerking, is bijzonder belangrijk om het niveau van bedrijfsonderzoek en -ontwikkeling door bedrijven op de interne markt te vergroten. De verspreiding van kennis en informatie is als essentieel te beschouwen voor het waarborgen van een positieve dynamiek en van eerlijke ontwikkelingskansen voor het bedrijfsleven, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen. Op een interne markt waar belemmeringen voor dergelijke grensoverschrijdende samenwerking zoveel mogelijk worden beperkt en waar samenwerking niet is verstoord, moeten intellectuele schepping en innovatie investeringen in innovatieve processen, diensten en producten aanmoedigen. Een dergelijk klimaat dat gunstig is voor intellectuele schepping en innovatie en waarin arbeidsmobiliteit niet belemmerd wordt, is ook belangrijk voor het scheppen van banen en voor de verbetering van het concurrentievermogen van de economie van de Unie. Bedrijfsgeheimen spelen een belangrijke rol bij de bescherming van kennisuitwisseling tussen bedrijven, waaronder, in het bijzonder, kleine en middelgrote ondernemingen, en onderzoeksinstellingen binnen en buiten de grenzen van de interne markt, in het kader van onderzoek en ontwikkeling, en innovatie. Bedrijfsgeheimen vormen een van de meest gebruikte manieren waarop bedrijven intellectuele schepping en innovatieve knowhow beschermen. Toch worden ze door het bestaande rechtskader van de Unie het minst beschermd tegen de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of onrechtmatig gebruik door andere partijen.
(4) Innovatieve bedrijven zijn steeds meer blootgesteld aan oneerlijke praktijken die gericht zijn op het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen, zoals diefstal, kopiëren zonder toestemming, economische spionage of inbreuk op vertrouwelijkheidsvereisten, zowel van binnen als van buiten de Unie. Recente ontwikkelingen, zoals globalisering, toegenomen uitbesteding, langere toeleveringsketens en een ruimere toepassing van informatie- en communicatietechnologie, dragen bij aan het toenemende risico van deze praktijken. De onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik van een bedrijfsgeheim is een bedreiging voor het vermogen van de rechtmatige houder van het bedrijfsgeheim om als pionier voordeel te halen uit de resultaten van zijn met innovatie verbonden activiteiten. Zonder doeltreffende en vergelijkbare rechtsinstrumenten om bedrijfsgeheimen in de hele Unie te beschermen, zijn bedrijven minder geneigd om grensoverschrijdende innovatieactiviteiten binnen de interne markt uit te voeren en kan het potentieel van bedrijfsgeheimen om economische groei en werkgelegenheid te stimuleren niet worden benut. Bijgevolg worden innovatie en creativiteit ontmoedigd en nemen de investeringen af, wat negatieve gevolgen heeft voor de goede werking en het groeipotentieel van de interne markt.
(5) Op internationaal niveau werden in het kader van de Wereldhandelsorganisatie inspanningen geleverd om dit probleem op te lossen. Dit leidde tot de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (de TRIPS-overeenkomst — Agreement on Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights). De TRIPS-overeenkomst bevat onder andere bepalingen over de bescherming van bedrijfsgeheimen tegen de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik ervan door derden, die als gemeenschappelijke internationale normen zijn aanvaard. Alle lidstaten, alsmede de Unie zelf, moeten deze overeenkomst, die werd goedgekeurd bij Besluit 94/800/EG van de Raad (3), naleven.

(6) Ondanks de TRIPS-overeenkomst zijn er aanzienlijke verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten wat de bescherming van bedrijfsgeheimen tegen de onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of het onrechtmatige gebruik ervan door andere personen betreft. Zo hebben niet alle lidstaten een nationale definitie vastgesteld van een bedrijfsgeheim en/of een onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim, waardoor kennis over de reikwijdte van de bescherming niet gemakkelijk te verkrijgen is en deze reikwijdte verschilt tussen de lidstaten. Bovendien is er geen samenhang wat betreft de middelen die het burgerlijk recht biedt in het geval van onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen, aangezien stakingsbevelen ten aanzien van derden die geen concurrenten zijn van de rechtmatige houder van het bedrijfsgeheim, niet altijd in alle lidstaten kunnen worden uitgevaardigd. In de lidstaten wordt ook op uiteenlopende manieren omgegaan met derden die het bedrijfsgeheim te goeder trouw hebben verkregen, maar daarna, op het tijdstip van het gebruik, ontdekken dat de verkrijging is gebaseerd op een vorige onrechtmatige verkrijging door een andere partij.
(7) De nationale regels verschillen ook wat betreft het recht van de rechtmatige houder van een bedrijfsgeheim te verzoeken om de goederen te vernietigen die zijn geproduceerd door derden die bedrijfsgeheimen onrechtmatig gebruiken, of de documenten, de bestanden of het materiaal dat het onrechtmatig verkregen of gebruikte bedrijfsgeheim bevat belichaamt, terug te geven of te vernietigen. Bovendien houden de toepasselijke nationale regels betreffende de berekening van de schadevergoeding niet altijd rekening met de immateriële aard van bedrijfsgeheimen, waardoor het moeilijk is de werkelijke verliezen of de onterechte verrijking van de inbreukmaker aan te tonen als de marktwaarde van de desbetreffende informatie niet kan worden vastgesteld. Slechts enkele lidstaten voorzien in de toepassing van abstracte regels voor de berekening van schadevergoeding op basis van de redelijke royalty of vergoeding die verschuldigd zou zijn geweest indien een licentie voor het gebruik van het bedrijfsgeheim zou hebben bestaan. Bovendien bieden veel nationale regels geen adequate bescherming van de vertrouwelijkheid van een bedrijfsgeheim indien de houder van een bedrijfsgeheim een klacht indient wegens een vermeende onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of een vermeend onrechtmatig gebruik van het bedrijfsgeheim door een derde. Hierdoor zijn de bestaande maatregelen en rechtsmiddelen minder aantrekkelijk en wordt de geboden bescherming verzwakt.
(8) Door de verschillen in de rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen in de lidstaten, genieten bedrijfsgeheimen niet in de gehele Unie dezelfde mate van bescherming. Dit leidt tot versnippering van de interne markt op dit gebied en een geringer algemeen afschrikkend effect van de relevante regels. Dergelijke verschillen hebben gevolgen voor de interne markt in zoverre dat bedrijven hierdoor minder geneigd zijn om innovatiegerelateerde grensoverschrijdende economische activiteiten uit te voeren, zoals samenwerking met partners op het gebied van onderzoek of productie of uitbesteding of investeringen in andere lidstaten, die afhankelijk zouden zijn van het gebruik van als bedrijfsgeheim beschermde informatie. Grensoverschrijdend netwerkonderzoek en -ontwikkeling en grensoverschrijdende innovatieactiviteiten, ook voor daarmee verband houdende productie en nadien grensoverschrijdende handel, worden binnen de Unie minder aantrekkelijk en moeilijker, met ook ondoelmatige innovatie op Unieniveau als gevolg.
(9) Daarnaast zijn de bedrijfsrisico's groter in lidstaten met een relatief zwakkere bescherming, doordat bedrijfsgeheimen gemakkelijker kunnen worden gestolen of op een andere manier onrechtmatig kunnen worden verkregen. Omdat er meer moet worden uitgegeven aan beschermingsmaatregelen om deze ontoereikende rechtsbescherming in sommige landen te compenseren, leidt dit ertoe dat het kapitaal voor groeibevorderende innovatie op de interne markt niet doelmatig wordt besteed. Dit stimuleert ook de activiteiten van oneerlijke concurrenten die, na de onrechtmatige verkrijging van bedrijfsgeheimen, goederen die op dergelijke geheimen zijn gebaseerd, op de interne markt kunnen verspreiden. Als gevolg van verschillen in de wetgeving kunnen ook goederen uit derde landen waarvan het ontwerp, de productie of het in de handel brengen gebaseerd is op gestolen of op een andere manier onrechtmatig verkregen bedrijfsgeheimen, gemakkelijker in de Unie worden ingevoerd via punten van binnenkomst die minder goed zijn beschermd. Algemeen kan worden gesteld dat dergelijke verschillen de goede werking van de interne markt belemmeren.
(10) Er moeten op het niveau van de Unie regels worden vastgesteld om het recht van de lidstaten op elkaar af te stemmen, zodat er op de gehele interne markt een toereikend en consistent niveau van civiele maatregelen is in geval van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim. Deze regels moeten gelden onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten te voorzien in verder reikende bescherming tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen, zolang de waarborgen ter bescherming van de belangen van derden die uitdrukkelijk in deze richtlijn zijn vastgesteld, in acht worden genomen.
(11) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de toepassing van Unie- of nationale regels die de openbaarmaking van informatie, waaronder bedrijfsgeheimen, aan het publiek of overheidsinstanties voorschrijven. Deze richtlijn mag ook geen afbreuk te doen aan de toepassing van regels die het overheidsinstanties toestaan informatie te vergaren voor de uitvoering van hun taken, noch van regels die het overheidsinstanties toestaan deze informatie aan het publiek openbaar te maken of die hen hiertoe verplichten. Het gaat dan met name over regels inzake de openbaarmaking, door de instellingen en organen van de Unie of de nationale overheidsinstanties, van bedrijfsinformatie waarover zij beschikken krachtens de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4), Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) of uit hoofde van andere regels betreffende de toegang van het publiek tot documenten.
(12) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het recht van de sociale partners om collectieve overeenkomsten te sluiten, indien het arbeidsrecht daarin voorziet, met betrekking tot een verplichting een bedrijfsgeheim niet openbaar te maken of het gebruik ervan te beperken, en met betrekking tot de gevolgen van een schending van die verplichting door een aan die verplichting onderworpen partij. Voorwaarde hierbij is dat een dergelijke collectieve overeenkomst geen beperking behelst van de in deze richtlijn opgenomen uitzonderingen op grond waarvan een verzoek tot inleiding van de in deze richtlijn bedoelde maatregelen, procedures of rechtsmiddelen wegens een vermeende verkrijging of openbaarmaking of het vermeende gebruik van een bedrijfsgeheim moet worden afgewezen.
(13) Deze richtlijn mag niet worden opgevat als een beperking van de vrijheid van vestiging, het vrije verkeer van werknemers of de mobiliteit van werknemers, zoals vastgesteld in het Unierecht. Evenmin heeft deze richtlijn de bedoeling afbreuk te doen aan de mogelijkheid om overeenkomstig het toepasselijke recht niet-concurrentieovereenkomsten tussen werkgevers en werknemers af te sluiten.
(14) Het is belangrijk een homogene definitie van „bedrijfsgeheim” vast te stellen zonder het tegen onrechtmatig gebruik te beschermen onderwerp te beperken. Deze definitie moet daarom betrekking hebben op knowhow, bedrijfsinformatie en technologische informatie, wanneer er zowel een legitiem belang is bij het vertrouwelijk houden ervan als een legitieme verwachting ten aanzien van het bewaren van deze vertrouwelijkheid. Die knowhow of informatie moet bovendien feitelijke dan wel potentiële handelswaarde hebben. Die knowhow of informatie moet worden geacht handelswaarde te bezitten bijvoorbeeld wanneer het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken daarvan schadelijk zou kunnen zijn voor de belangen van de persoon die rechtmatig over de informatie zeggenschap heeft, aangezien daardoor afbreuk wordt gedaan aan het wetenschappelijk en technisch potentieel, de zakelijke of financiële belangen, de strategische posities of het concurrentievermogen van die persoon. Alledaagse informatie valt niet onder de definitie van een bedrijfsgeheim, evenmin als de ervaring en vaardigheden die werknemers vergaren tijdens de normale uitoefening van hun functie noch informatie die algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie.
(15) Het is ook belangrijk de omstandigheden vast te stellen waaronder rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen is gerechtvaardigd. Hiertoe is het noodzakelijk de gedragingen en praktijken vast te stellen die moeten worden beschouwd als onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim.
(16) Gezien het belang van innovatie en om concurrentie te bevorderen, mag deze richtlijn geen exclusieve rechten vaststellen op knowhow of informatie die als bedrijfsgeheim is beschermd. Bijgevolg moet de onafhankelijke ontdekking van dezelfde knowhow of informatie mogelijk blijven. Reverse engineering van een rechtmatig verkregen product moet worden beschouwd als een rechtmatig middel om informatie te verkrijgen, tenzij bij overeenkomst anders is overeengekomen. De vrijheid tot het aangaan van dergelijke contractuele regelingen kan evenwel van rechtswege worden beperkt.
(17) In sommige bedrijfstakken, waar uitvinders en innovators geen profijt kunnen trekken van exclusieve rechten en waar innovatie van oudsher gebaseerd was op bedrijfsgeheimen, kunnen thans producten, eenmaal op de markt, gemakkelijk worden nagemaakt met behulp van reverse engineering. In die gevallen kunnen zulke uitvinders en innovators slachtoffer zijn van praktijken zoals parasitair kopiëren of slaafse nabootsing waarmee meegelift wordt op hun reputatie en innovatie-inspanningen. In sommige nationale regelgeving inzake oneerlijke mededinging worden dergelijke praktijken aangepakt. Hoewel deze richtlijn niet gericht is op de hervorming of harmonisatie van het recht inzake oneerlijke mededinging in het algemeen, is het wenselijk dat de Commissie zorgvuldig de noodzaak van optreden van de Unie op dit gebied onderzoekt.
(18) Voorts zou het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen, indien van rechtswege voorgeschreven of toegestaan, als rechtmatig moeten worden aangemerkt. Dit betreft met name de verkrijging en openbaarmaking van bedrijfsgeheimen in het kader van de uitoefening van de rechten van de vertegenwoordigers van werknemers op informatie, raadpleging en participatie overeenkomstig het recht van de Unie en volgens het nationale recht en nationale praktijken, en de collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap, evenals de verkrijging of openbaarmaking van een bedrijfsgeheim in het kader van wettelijke audits die worden uitgevoerd overeenkomstig het Unie- of nationale recht. Het feit dat het verkrijgen van een bedrijfsgeheim als rechtmatig wordt aangemerkt, mag echter geen afbreuk doen aan eender welke vertrouwelijkheidsverplichting met betrekking tot het bedrijfsgeheim of andere gebruiksbeperkingen die het Unierecht of nationaal recht aan de ontvanger of verkrijger van de informatie oplegt. Met name mag deze richtlijn overheidsinstanties niet ontheffen van de vertrouwelijkheidsverplichtingen die zij hebben ten aanzien van informatie die afkomstig is van houders van bedrijfsgeheimen, ongeacht of deze verplichtingen in het Unie of nationale recht zijn opgenomen. Onder deze vertrouwelijkheidsverplichtingen worden onder meer verstaan verplichtingen ten aanzien van informatie die in het kader van aanbestedingsprocedures aan aanbestedende diensten is verstrekt, zoals bijvoorbeeld bepaald in Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) of Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (9).

(19) Hoewel de richtlijn voorziet in maatregelen en rechtsmiddelen ter voorkoming van de openbaarmaking van informatie met het oog op bescherming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen, is het van essentieel belang dat de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, die de vrijheid en de pluriformiteit van de media omvat, als bepaald in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest”) niet wordt beperkt, in het bijzonder wat onderzoeksjournalistiek en de bescherming van journalistieke bronnen betreft.
(20) De maatregelen, procedures en rechtsmiddelen op grond van deze richtlijn mogen geen beperking vormen voor activiteiten van klokkenluiders. Daarom mag de bescherming van bedrijfsgeheimen geen betrekking hebben op gevallen waarin de openbaarmaking van een bedrijfsgeheim het openbaar belang dient, voor zover direct relevant wangedrag, onrecht of relevante illegale activiteiten aan het licht wordt gebracht. Dit mag niet beschouwd worden als een beletsel voor de bevoegde rechterlijke instanties om een uitzondering toe te staan op de toepassing van maatregelen, procedures en rechtsmiddelen, wanneer de verweerder alle redenen had om te goeder trouw te veronderstellen dat zijn handelen voldeed aan de betreffende, in deze richtlijn vermelde criteria.
(21) In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moeten de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen om bedrijfsgeheimen te beschermen, worden afgestemd op de doelstelling van een goede werking van de interne markt voor onderzoek en innovatie, met name door de onrechtmatige verkrijging, gebruikmaking en openbaarmaking van een bedrijfsgeheim te ontmoedigen. Bij dit afstemmen van maatregelen, procedures en rechtsmiddelen mogen de fundamentele rechten en vrijheden of het openbaar belang, zoals openbare veiligheid, consumentenbescherming, volksgezondheid, en milieubescherming niet in gevaar worden gebracht, en mag evenmin afbreuk worden gedaan aan de mobiliteit van werknemers. In dit opzicht zorgen de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen van deze richtlijn ervoor dat de bevoegde rechterlijke instanties rekening houden met factoren als de waarde van een bedrijfsgeheim, de ernst van de gedraging die heeft geleid tot het onrechtmatig verkrijgen, openbaar maken of gebruiken van het bedrijfsgeheim, alsmede met de effecten van die gedraging. De bevoegde rechterlijke instanties moeten ook de discretionaire bevoegdheid krijgen om de belangen van de partijen bij de gerechtelijke procedure af te wegen, evenals de belangen van de derden met inbegrip van, indien van toepassing, de consumenten.
(22) De goede werking van de interne markt zou worden ondermijnd indien de geboden maatregelen, procedures en rechtsmiddelen zouden worden gebruikt om onrechtmatige, met de doelstellingen van deze richtlijn onverenigbare doelen na te streven. Daarom is het belangrijk dat rechterlijke instanties de bevoegdheid krijgen om passende maatregelen te gelasten met betrekking tot eisers die met het oog op misbruik of te kwader trouw handelen en kennelijk ongegronde eisen indienen die er, bijvoorbeeld, toe strekken de toegang van de verweerder tot de markt op oneerlijke wijze te vertragen of te beperken of om de verweerder anderszins te intimideren of te tergen.
(23) In het belang van de rechtszekerheid en omdat van de rechtmatige houders van bedrijfsgeheimen wordt verwacht dat zij zich inspannen om hun waardevolle bedrijfsgeheimen vertrouwelijk te houden en toezicht op het gebruik ervan te houden, is het passend om de termijn voor het vorderingen ten gronde of voor het instellen van vorderingen ter bescherming van bedrijfsgeheimen te beperken. In het nationale recht moet tevens op een duidelijke en ondubbelzinnige wijze worden bepaald wanneer die termijn begint te lopen en in welke omstandigheden deze termijn wordt gestuit of geschorst.
(24) Rechtmatige houders van bedrijfsgeheimen zijn vaak terughoudend om procedures in te leiden ter verdediging van hun bedrijfsgeheimen uit vrees dat de vertrouwelijkheid van een bedrijfsgeheim in de loop van gerechtelijke procedures verloren zou gaan, waardoor de doeltreffendheid van de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen in het gedrang zou komen. Daarom is het noodzakelijk om, met inachtneming van de nodige waarborgen om het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en een eerlijk proces te verzekeren, specifieke eisen vast te stellen die de vertrouwelijkheid van het betreffende bedrijfsgeheim tijdens de ter verdediging van dat bedrijfsgeheim ingeleide gerechtelijke procedures beschermen. Deze vorm van bescherming moet ook na afloop van de gerechtelijke procedures en zolang de informatie die het bedrijfsgeheim vormt, niet tot het publieke domein behoort, van toepassing blijven.
(25) Deze eisen dienen onder meer minstens te zien op de mogelijkheid om de kring van personen die toegang heeft tot bewijsmateriaal of tot hoorzittingen te beperken, in aanmerking nemend dat al deze personen onder de vertrouwelijkheidsvereisten van deze richtlijn moeten vallen, en om uitsluitend de niet-vertrouwelijke elementen van rechterlijke uitspraken bekend te maken. Aangezien een van de voornaamste doelen van de procedure de beoordeling vormt van de aard van de informatie die voorwerp van geschil is, is het in deze context met name van belang om te waarborgen dat zowel de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen doeltreffend wordt beschermd als dat het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces voor de partijen bij die procedure wordt geëerbiedigd. De beperkte kring van personen moet derhalve ten minste één natuurlijke persoon van elke partij alsmede de respectieve advocaten van de partijen omvatten en, in voorkomend geval, andere vertegenwoordigers die overeenkomstig het nationale recht naar behoren gekwalificeerd zijn om in gerechtelijke procedures in het kader van deze richtlijn de belangen van een partij te verdedigen, vertegenwoordigen of behartigen; zij moeten allen volledige toegang krijgen tot dergelijk bewijsmateriaal of tot dergelijke hoorzittingen. In het geval dat één van de partijen een rechtspersoon is, moet deze een natuurlijke persoon of natuurlijke personen kunnen voorstellen die tot die kring moet(en) behoren, zodat een behoorlijke vertegenwoordiging van die rechtspersoon gegarandeerd is, zulks met inachtneming van het nodige gerechtelijke toezicht om te voorkomen dat de doelstelling van beperking van de toegang tot bewijsmateriaal of tot hoorzittingen wordt ondermijnd. Deze waarborgen mogen niet worden opgevat als een verplichting voor de partijen om zich tijdens de gerechtelijke procedures door een advocaat of een andere vertegenwoordiger te laten vertegenwoordigen indien dit volgens nationaal recht niet noodzakelijk is. Zij mogen evenmin worden opgevat als een beperking van de bevoegdheid van de rechtbanken om, in overeenstemming met de toepasselijke regels en praktijken van de betrokken lidstaat, te besluiten of en zo ja, in hoeverre bevoegde gerechtsfunctionarissen ook volledige toegang tot bewijsmateriaal of tot hoorzittingen moeten hebben voor de uitoefening van hun taken.
(26) Het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim door een derde kan voor de rechtmatige houder van een bedrijfsgeheim nefast zijn, aangezien het voor die houder niet meer mogelijk is om, nadat het bedrijfsgeheim openbaar is gemaakt, de situatie van voor het verlies van het bedrijfsgeheim te herstellen. Bijgevolg is het zeer belangrijk dat wordt voorzien in snelle, doeltreffende en toegankelijke voorlopige maatregelen zodat onmiddellijk een einde kan worden gemaakt aan het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, ook indien dat bedrijfsgeheim voor het verrichten van diensten wordt gebruikt. Het is essentieel dat deze maatregelen beschikbaar zijn zonder dat eerst een beslissing ten principale moet worden afgewacht; hierbij moet naar behoren rekening worden gehouden met de rechten van de verdediging en het evenredigheidsbeginsel en met de bijzonderheden van de zaak. In bepaalde gevallen moet het mogelijk zijn de vermeende inbreukmaker toe te staan om, onder voorwaarde van het stellen van een of meer waarborgen, het bedrijfsgeheim te blijven gebruiken, met name wanneer het risico dat het bedrijfsgeheim in het publieke domein terechtkomt, gering is. Het moet ook mogelijk zijn toereikende waarborgen te eisen met betrekking tot de kosten en schade van de verweerder in het geval dat het verzoek niet gegrond is, met name wanneer uitstel onherstelbare schade voor de rechtmatige houder van een bedrijfsgeheim zou veroorzaken.
(27) Om dezelfde reden is het ook belangrijk definitieve maatregelen te nemen om verder onrechtmatig gebruik of verdere onrechtmatige openbaarmaking van een bedrijfsgeheim te voorkomen, ook indien dit voor het verrichten van diensten wordt gebruikt. Deze maatregelen kunnen slechts doeltreffend en evenredig zijn als hun looptijd, wanneer er door de omstandigheden een tijdsbeperking is vereist, lang genoeg is om de handelsvoordelen teniet te doen die de derde zou hebben kunnen halen uit het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim. Maatregelen van deze aard mogen in geen geval worden afgedwongen als de informatie waarop het bedrijfsgeheim oorspronkelijk betrekking had al tot het publieke domein behoort om redenen die niet aan de verweerder kunnen worden toegerekend.
(28) Het is mogelijk dat een bedrijfsgeheim onrechtmatig kan worden gebruikt om goederen of onderdelen daarvan te ontwerpen, te produceren of in de handel te brengen; als deze goederen of onderdelen vervolgens op de interne markt worden verspreid, worden de handelsbelangen van de houder van het bedrijfsgeheim en de werking van de interne markt geschaad. In die gevallen, en wanneer het bedrijfsgeheim in kwestie een significante invloed heeft op de kwaliteit, waarde of prijs van de goederen die uit dat onrechtmatige gebruik voortvloeien of op het beperken van de kosten, het vergemakkelijken of versnellen van de productie of het in de handel brengen daarvan, is het belangrijk dat de rechterlijke instanties de bevoegdheid krijgen om doeltreffende en passende maatregelen te gelasten die ervoor zorgen dat deze goederen niet in de handel worden gebracht of uit de handel worden verwijderd. Aangezien wereldwijd handel wordt gedreven, is het ook noodzakelijk dat deze maatregelen de invoer van dergelijke goederen in de Unie verbieden, evenals het opslaan met het oog op het aanbieden of in de handel brengen ervan. Krachtens het evenredigheidsbeginsel mogen corrigerende maatregelen niet noodzakelijkerwijs betekenen dat de goederen moeten worden vernietigd, indien er andere haalbare opties zijn. Dergelijke opties omvatten bijvoorbeeld het goed ontdoen van zijn inbreukmakende kwaliteit of het zich ontdoen van de goederen buiten de markt door ze bijvoorbeeld te schenken aan liefdadigheidsorganisaties.
(29) Een persoon kan een bedrijfsgeheim te goeder trouw hebben verkregen en slechts later beseffen, bijvoorbeeld na kennisgeving door de originele houder van het bedrijfsgeheim, dat zijn kennis van het betrokken bedrijfsgeheim gebaseerd is op bronnen die het betrokken bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruiken of openbaar maken. Om te voorkomen dat de corrigerende maatregelen of rechterlijke bevelen in dergelijke omstandigheden onevenredige schade aan deze persoon kunnen toebrengen, moeten lidstaten indien nodig als alternatieve oplossing de mogelijkheid bieden om aan de benadeelde partij een geldelijke schadeloosstelling toe te kennen. Deze geldelijke schadeloosstelling mag echter niet meer bedragen dan het bedrag van de royalty's of vergoedingen dat verschuldigd zou zijn geweest indien die persoon toestemming had verkregen om het betrokken bedrijfsgeheim te gebruiken voor de periode waarin de oorspronkelijke houder van het bedrijfsgeheim het gebruik van het bedrijfsgeheim had kunnen voorkomen. Indien echter het onrechtmatige gebruik van het bedrijfsgeheim anderszins dan in deze richtlijn is bepaald een inbreuk op wetgeving zou inhouden of consumenten schade zou kunnen berokkenen, mag dergelijk onrechtmatig gebruik niet worden toegestaan.
(30) Om te voorkomen dat een persoon die weet of redelijkerwijs zou moeten weten dat hij een bedrijfsgeheim onrechtmatig verkrijgt, gebruikt of openbaar maakt, voordeel kan halen uit dergelijk gedrag, en om te waarborgen dat de benadeelde houder van het bedrijfsgeheim zoveel mogelijk in de positie wordt gebracht waarin hij zich zou hebben bevonden als dat gedrag niet had plaats gevonden, moet een passende schadeloosstelling worden vastgesteld voor de als gevolg van dat onrechtmatige gedrag geleden schade. Het bedrag van de schadevergoeding voor de benadeelde houder van het bedrijfsgeheim moet worden vastgesteld met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, zoals het door de houder van het bedrijfsgeheim geleden inkomensverlies of de door de inbreukmaker onrechtmatig gemaakte winst en, in voorkomend geval, de aan de houder van het bedrijfsgeheim toegebrachte morele schade. Als alternatief, bijvoorbeeld indien, gezien de immateriële aard van bedrijfsgeheimen, de feitelijke schade moeilijk te bepalen is, kan het bedrag van de schadevergoeding worden afgeleid uit elementen als het bedrag dat aan royalty's of vergoedingen verschuldigd zou zijn geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het betrokken bedrijfsgeheim te gebruiken. De bedoeling van dat alternatief is niet een verplichting te introduceren om te voorzien in een niet-compensatoire schadevergoeding, maar om schadeloosstelling te verzekeren die op een objectieve grondslag berust, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de kosten van de houder van het bedrijfsgeheim, bijvoorbeeld voor opsporing en onderzoek. Deze richtlijn mag de lidstaten niet beletten in hun nationale recht vast te leggen dat de aansprakelijkheid voor schade van werknemers wordt beperkt in gevallen waarin zij zonder opzet hebben gehandeld.
(31) Als extra afschrikking voor toekomstige inbreukmakers en als bijdrage tot de bewustmaking van het brede publiek is het nuttig uitspraken bekend te maken, bijvoorbeeld waar passend via opvallende publiciteit, in zaken betreffende het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken bedrijfsgeheimen. Men moet er echter wel voor zorgen dat door deze bekendmaking het bedrijfsgeheim niet openbaar wordt gemaakt of de persoonlijke levenssfeer en reputatie van een natuurlijke persoon niet onevenredig worden geschaad.
(32) De doeltreffendheid van de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen waarover de houders van bedrijfsgeheimen beschikken, kan worden ondermijnd indien niet wordt voldaan aan de relevante uitspraken van de bevoegde rechterlijke instanties. Het is daarom belangrijk ervoor te zorgen dat deze instanties de nodige sanctiebevoegdheden krijgen.
(33) Ter bevordering van de eenvormige toepassing van de in deze richtlijn opgenomen maatregelen, procedures en rechtsmiddelen ter bescherming van bedrijfsgeheimen is het wenselijk te voorzien in systemen voor de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen enerzijds de lidstaten onderling en anderzijds de lidstaten en de Commissie, met name door het opzetten van een netwerk van door de lidstaten aangewezen correspondenten. Om te evalueren of deze maatregelen aan hun doelstellingen voldoen, moet de Commissie ook de toepassing van deze richtlijn en de doeltreffendheid van de nationale maatregelen onderzoeken. Zij kan zich, indien nodig, hierbij laten bijstaan door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie.
(34) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name worden erkend door het Handvest, met name het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid van beroep en het recht om te werken, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op eigendom, het recht op behoorlijk bestuur, met name het recht op toegang tot documenten en het zakengeheim, waarbij het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging worden geëerbiedigd.
(35) Het is belangrijk dat het recht op eerbiediging van het privé- en het gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens van personen wier persoonsgegevens kunnen worden verwerkt door de houder van dat bedrijfsgeheim wanneer deze stappen onderneemt om een bedrijfsgeheim te beschermen, of van personen die betrokken zijn bij een gerechtelijke procedure betreffende het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen en wier persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn worden verwerkt, worden geëerbiedigd. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) regelt de verwerking van persoonsgegevens zoals die in het kader van deze richtlijn plaatsvindt in de lidstaten en onder toezicht van de bevoegde instanties van de lidstaten, met name de door de lidstaten aangewezen onafhankelijke instanties. Deze richtlijn mag dus geen afbreuk doen aan de rechten en verplichtingen die zijn vastgesteld in Richtlijn 95/46/EG, in het bijzonder de rechten van degene wiens persoonsgegevens worden verwerkt op toegang tot die persoonsgegevens en op rectificatie, uitwissing of afscherming van onjuiste of onvolledige gegevens noch, in voorkomend geval, aan de verplichting om gevoelige gegevens overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Richtlijn 95/46/EG te verwerken.
(36) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, te weten een goede werking van de interne markt door de vaststelling van een toereikend en vergelijkbaar niveau van rechtsmiddelen binnen de interne markt voor gevallen van het onrechtmatige verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar, vanwege de omvang en gevolgen daarvan, beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om deze doelstelling te bereiken.
(37) Deze richtlijn heeft niet ten doel geharmoniseerde regels betreffende justitiële samenwerking, rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken vast te stellen, noch zich met het toepasselijke recht bezig te houden. Andere Unie-instrumenten die deze onderwerpen in algemene zin regelen, dienen in beginsel ook van toepassing te blijven op het gebied waarop deze richtlijn betrekking heeft.
(38) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de mededingingsregels, met name de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De in deze richtlijn opgenomen maatregelen, procedures en rechtsmiddelen mogen niet worden gebruikt om de mededinging te beperken op een wijze die strijdig is met het VWEU.
(39) Deze richtlijn mag geen gevolgen hebben voor de toepassing van het overige relevante recht op andere gebieden, zoals intellectuele-eigendomsrechten, en het overeenkomstenrecht. Indien echter het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) en het toepassingsgebied van deze richtlijn elkaar overlappen, krijgt deze richtlijn als lex specialis voorrang.
(40) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (12) en heeft op 12 maart 2014 advies uitgebracht.