Geen exhibitieplicht (ex artikel 843aRv) vanwege ontbreken rechtsbetrekking voortkomend uit inbreuk intellectuele eigendomsrechten

06-11-2018 Print this page
IEPT20181010, Rb Oost-Brabant, Unga v Boost

Gelegde bewijsbeslag niet vervallen: ingestelde vordering ex artikel 843a Rv is evenals vordering in kort geding te beschouwen als eis in de hoofdzaak ex artikel 1019i lid 1 Rv, niet is in te zien dat Boost schade lijdt of hinder ondervindt van beslag op kopie server. Stelling dat het Unga niet vrijstaat door te procederen in hoofdzaak nadat vordering in kort geding is afgewezen verworpen. Inzage ex artikel 843a Rv afgewezen nu geen sprake is van rechtsbetrekking: door Unga verstrekte informatie geen bedrijfsgeheim, geen sprake van intellectuele eigendomsrechten op Little Shop-concept en/of afzonderlijke miniaturen of van verzamelauteusrecht, geen sprake van slaafse nabootsing daar uiterlijke kenmerken voldoende verschillend zijn, geen sprake van auteursrechtinbreuk door tonen samples, geen sprake van onrechtmatige concurrentie, onrechtmatig handelen in verleden door inschrijving merk Little Shop onvoldoende voor aanname rechtsbetrekking. Unga kan gebruik door Boost van teken Little Shop niet verbieden: teken wordt niet gebruikt als naam, registratie beeldmerk dateert van na instellen vordering, gebruik beschrijvende woorden 'little shop' kan niet verboden worden op grond van beeldmerk.

 

HANDHAVINGBEDRIJFSGEHEIMENAUTEURSRECHTSLAAFSE NABOOTSINGHANDELSNAAMRECHT - MERKENRECHT

 

Unga en Boost zijn beiden wereldwijde aanbieders van loyaliteitsprogramma's aan winkeliers. Unga heeft het loyaliteitsprogramma 'Little Shop' voor Albert Heijn ontwikkeld. Unga suggereert dat Boost door eenzelfde concept te presenteren inbreuk maakt op haar format.

 

Unga vordert in verband met deze mogelijke auteursrechtinbreuk op het concept 'Little Shop' ex artikel 843a Rv inzage in en afschrift van de in de dagvaarding genoemde bescheiden welke de gerechtelijk bewaarder reeds uit hoofde van het bewijsbeslag onder zich heeft. Tevens vordert zij dat Boost inzage verleent en afschrift verschaft van de in de dagvaarding genoemde bescheiden voor zover die niet onder het beslag vallen. Boost voert verweer en stelt daarbij dat het door Unga gelegde bewijsbeslag is vervallen aangezien Unga volgens haar niet tijdig de eis in de hoofdzaak heeft ingesteld (artikel 1019i lid 1 Rv). Dit verweer wordt verworpen nu de vordering ex artikel 843a Rv net als de vordering in het kort geding aan te merken is als eis in de hoofdzaak. Tevens is niet gebleken dat Boost door het gelegde bewijsbeslag hinder ondervindt of schade lijdt. De rechtbank wijst de vordering tot inzage van genoemde bescheiden die Unga uit hoofde van artikel 843a Rv heeft ingesteld af, nu niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een rechtsbetrekking waarbij Unga partij is, waardoor aan één van de cumulatieve voorwaarden genoemd in lid 1 van dat artikel niet is voldaan. In de ogen van Unga is de rechtsbetrekking tussen partijen ontstaan na onrechtmatig handelen door Boost. Naar het oordeel van de rechtbank is er echter geen sprake van onrechtmatig handelen door Boost. Boost heeft niet onrechtmatig gehandeld door de ontvangst en het gebruik van vertrouwelijke bedrijfsgevoelige informatie van Unga, omdat er geen sprake is van geheime informatie in de zin van de richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen. Unga heeft de informatie zonder enige terughoudendheid aan Boost gestuurd en de verstrekte informatie behelst niet meer dan de opgave van een aantal namen van winkelbedrijven in Spanje. Unga heeft nagelaten te onderbouwen waarom de informatie beschouwd moet worden als informatie die handelswaarde bezit. Verder stelt Unga dat Boost onrechtmatig heeft gehandeld door het zonder toestemming overnemen van het Little Shop-format, de bijbehorende producten en de bijbehorende werken. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank echter geen sprake nu de beschrijving van het format door Unga te abstract is in de zin dat het een opsomming is van een aantal algemene bekende elementen is (miniatuurproduct in een blinde verpakking, gericht op kinderen) en deze elementen onvoldoende concreet zijn uitgewerkt om als format voor bescherming in aanmerking te komen. Ten aanzien van de verzameling van miniatuurproducten heeft Unga onvoldoende onderbouwd waarom deze in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming. Hierbij komt nog dat in één oogopslag duidelijk is dat Boost andere miniaturen gebruikt en dat vorm van het winkeltje van Boost sterk afwijkt. Nu er geen sprake is van intellectuele eigendomsrechten op het Little Shop-concept, de afzonderlijke miniaturen of dat er sprake is van een verzamelingsauteursrecht, kan Boost daar ook geen inbreuk op maken.

 

Ten slotte overweegt de rechtbank dat Boost onrechtmatig heeft gehandeld door het merk Little Shop te deponeren, terwijl zij wist dat Unga dit merk gebruikte, maar dat dit onrechtmatig handelen inmiddels is gestaakt en de inschrijving door Boost ongedaan is gemaakt. Voor de rechtbank is dit onrechtmatig handelen onvoldoende om aan te nemen dat op dit moment en op deze grond sprake is van een rechtsbetrekking waarbij Unga partij is.

 

IEPT20181010, Rb Oost-Brabant, Unga v Boost

 

ECLI:NL:RBOBR:2018:5007