Artikel 25

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Wanneer de verweerder overeenkomstig artikel 68, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1001 verzoekt om vernietiging of wijziging van de bestreden beslissing op een niet in het beroep aan de orde gestelde kwestie, moet dat incidentele beroep worden ingesteld binnen de termijn voor het indienen van een conclusie van antwoord overeenkomstig artikel 24, lid 1, van deze verordening.


2. Een incidenteel beroep moet worden ingesteld middels een van de conclusie van antwoord onderscheiden akte.


3. Het incidentele beroep omvat de naam en het adres van de verweerder overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/626 en voldoet mutatis mutandis aan de voorwaarden van artikel 21, lid 1, onder b) tot en met e), en artikel 22 van deze verordening.


4. Een incidenteel beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard in elk van de volgende gevallen:
a) indien het niet is ingesteld binnen de in lid 1 bedoelde termijn;
b) indien het niet is ingediend met inachtneming van de vereisten van hetzij lid 2, hetzij artikel 21, lid 1, onder d);
c) indien het niet voldoet aan de eisen van lid 3, en de verweerder deze tekortkomingen, hoewel hij daarvan door de kamer van beroep in kennis is gesteld, niet binnen de door de kamer van beroep daartoe gestelde termijn heeft verholpen of binnen een maand na de datum van instelling van het oorspronkelijke beroep geen vertaling van dat beroep en de bijbehorende uiteenzetting van gronden heeft ingediend.


5. De appellant wordt verzocht opmerkingen in te dienen over het incidentele beroep van de verweerder, binnen twee maanden te rekenen vanaf de kennisgeving aan de appellant. Deze termijn kan in uitzonderlijke omstandigheden worden verlengd door de kamer van beroep op een met redenen omkleed verzoek van de appellant. Artikel 26 is van overeenkomstige toepassing.