Artikel 2

Print this page

  weegschaal.png

 

1.   De Uniemerkaanvraag bevat:


a) een verzoek om inschrijving van het merk als Uniemerk;

b) naam en adres van de aanvrager en de staat waar die aanvrager zijn woonplaats, een zetel of een vestiging heeft. Natuurlijke personen worden vermeld met familienaam of -namen en voornaam of -namen. Rechtspersonen en onder artikel 3 van Verordening (EU) 2017/1001 vallende lichamen worden vermeld met hun officiële benaming, inclusief hun rechtsvorm, die op een gebruikelijke wijze mag worden afgekort. Indien beschikbaar mag ook het nationale identificatienummer van de onderneming worden vermeld. Het Bureau mag verlangen dat de aanvrager telefoonnummers of andere contactgegevens voor elektronische communicatie, zoals bepaald door de uitvoerend directeur, verstrekt. Voor iedere aanvrager wordt in beginsel slechts één adres vermeld. Indien verscheidene adressen worden opgegeven, wordt slechts het als eerste genoemde adres in aanmerking genomen, tenzij de aanvrager een van die adressen als postadres aanwijst. Indien het Bureau al een identificatienummer heeft toegewezen, volstaat het dat de aanvrager dat nummer en de naam van de aanvrager vermeldt;

c) een opgave van de waren of diensten waarvoor het merk moet worden ingeschreven, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1001. Die opgave kan volledig of deels worden gekozen uit een door het Bureau ter beschikking gestelde databank met aanvaarde termen;

d) de weergave van het merk, overeenkomstig artikel 3 van deze verordening;

e) indien de aanvrager een vertegenwoordiger heeft aangewezen, de naam en het kantooradres van die vertegenwoordiger of het identificatienummer overeenkomstig punt b); indien de vertegenwoordiger meer dan één kantooradres heeft, of indien er twee of meer vertegenwoordigers met verschillende kantooradressen zijn, wordt slechts het als eerste genoemde adres als postadres in aanmerking genomen, tenzij in de aanvraag wordt vermeld welk adres als postadres dient;

f) indien een beroep wordt gedaan op de voorrang van een eerdere aanvraag, als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) 2017/1001, een daartoe strekkende verklaring waarin de datum waarop en de staat waarin of waarvoor die eerdere aanvraag werd ingediend, worden vermeld;

g) indien een beroep wordt gedaan op voorrang in geval van tentoonstelling, als bedoeld in artikel 38 van Verordening (EU) 2017/1001, een daartoe strekkende verklaring waarin de naam van de tentoonstelling en de datum van de eerste expositie van de waren of diensten worden vermeld;

h) indien samen met de aanvraag een beroep wordt gedaan op de anciënniteit van in een lidstaat ingeschreven oudere merken, met inbegrip van een in de Benelux-landen ingeschreven merk, of op een ouder merk waarvoor een internationale inschrijving met rechtsgevolgen in een lidstaat bestaat, als bedoeld in artikel 39, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1001, een daartoe strekkende verklaring waarin de lidstaat of de lidstaten waarin of waarvoor het oudere merk is ingeschreven, de datum waarop de betrokken inschrijving van kracht is geworden, het nummer van de betrokken inschrijving, alsmede de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, worden vermeld. Een dergelijke verklaring mag ook binnen de in artikel 39, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1001 bedoelde termijn worden ingediend;

i) in voorkomend geval, de verklaring dat om inschrijving als collectief Uniemerk als bedoeld in artikel 74 van Verordening (EU) 2017/1001 of om inschrijving van een Uniecertificeringsmerk, als bedoeld in artikel 83 van Verordening (EU) 2017/1001, wordt verzocht;

j) een vermelding van de taal waarin de aanvraag is ingediend, en van de tweede taal als bedoeld in artikel 146, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1001;

k) de handtekening van de aanvrager of van de vertegenwoordiger van de aanvrager als bedoeld in artikel 63, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/625 van de Commissie [9];

l) in voorkomend geval, het in artikel 43, lid 1 of lid 2, van Verordening (EU) 2017/1001 bedoelde verzoek om een rechercheverslag.


2. De aanvraag mag een bewering omvatten dat het teken als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt, onderscheidend vermogen heeft verkregen in de zin van artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1001; daarnaast kan worden vermeld of die bewering primair dan wel subsidiair wordt aangevoerd. Een dergelijke bewering mag ook binnen de in artikel 42, lid 2, tweede zin, van Verordening (EU) 2017/1001 bedoelde termijn worden gedaan.


3. De aanvraag voor een collectief Uniemerk of een Uniecertificeringsmerk mag het reglement voor het gebruik daarvan bevatten. Indien dat reglement niet in de aanvraag wordt opgenomen, moet het binnen de in artikel 75, lid 1, en artikel 84, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1001 bedoelde termijn worden ingediend.


4. Indien er meer dan één aanvrager is, mag in de aanvraag één aanvrager of vertegenwoordiger als gemeenschappelijk vertegenwoordiger worden aangewezen.

 

---

[9] Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/625 van de Commissie van 5 maart 2018 ter aanvulling van Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Uniemerk en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1430 (PB L 104 van 24.4.2018, blz. 1).