Artikel 4

Print this page

naar rechtspraakoverzicht 

 

De lidstaten zullen als personen die bevoegd zijn om de toepassing van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen, procedures en rechtsmiddelen te verzoeken, erkennen:

a) houders van intellectuele-eigendomsrechten, overeenkomstig de bepalingen van het toepasselijk recht,

b) alle andere personen die gemachtigd zijn deze rechten te gebruiken, in het bijzonder houders van een licentie, voorzover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijk recht,

c) instanties voor het collectieve beheer van intellectuele-eigendomsrechten die officieel zijn erkend als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten, voorzover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijk recht,

d) organisaties voor de verdediging van beroepsbelangen, die officieel zijn erkend als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten, voorzover toegestaan door en in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijk recht.