Artikel 4

Print this page

Met betrekking tot de bescherming van de intellectuele eigendom wordt elk voordeel, elke gunst, elk voorrecht of elke vrijstelling die c.q. dat een Lid verleent aan de onderdanen van een ander land terstond en onvoorwaardelijk verleend aan de onderdanen van alle andere Leden. Uitgezonderd van deze verplichting zijn door een Lid verleende voordelen, gunsten, voorrechten of vrijstellingen:
a. die voortvloeien uit internationale overeenkomsten inzake rechtshulp en rechtshandhaving van algemene aard en niet in het bijzonder zijn beperkt tot de bescherming van de intellectuele eigendom;
b. die zijn verleend overeenkomstig de bepalingen van de Berner Conventie (1971) of het Verdrag van Rome, waarbij wordt toegestaan dat de toegekende behandeling niet wordt bepaald door de nationale behandeling, maar door de in een ander land toegekende behandeling;
c. met betrekking tot de rechten van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties waarin ingevolge deze Overeenkomst niet is voorzien;
d. die voortvloeien uit internationale overeenkomsten betreffende de bescherming van de intellectuele eigendom die in werking zijn getreden vóór de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst, mits deze overeenkomsten ter kennis worden gebracht van de Raad voor de handelsaspecten van de intellectuele eigendom en geen willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie van onderdanen van andere Leden inhouden.