Regel 2.10

Print this page

      

 

1.Het verzoek tot inschrijving van de vordering tot opeising bedoeld in artikel 3.7, lid 1, BVIE, dient te bevatten de naam en het adres van degene die de vordering instelt, zijn handtekening of die van zijn gemachtigde en, in voorkomend geval, naam en adres van de gemachtigde of het correspondentieadres als bedoeld in regel 3.6, alsmede de naam en het adres van de houder en het nummer van de inschrijving van het Benelux- of internationaal depot van de betreffende tekening of het betreffende model.


2.De in artikel 3.7, lid 1, BVIE bedoelde inschrijving van de vordering tot opeising wordt op verzoek van de meest gerede partij doorgehaald. Deze dient daartoe, hetzij een rechterlijke beslissing waartegen geen hoger beroep of cassatie meer kan worden ingesteld, hetzij een stuk waaruit blijkt dat de vordering is ingetrokken, over te leggen.