Artikel 13

Print this page

  weegschaal.png

 

1.   Wanneer de raad van bestuur het bevoegde bureau in een lidstaat met het technische onderzoek belast, brengt de voorzitter van het Bureau deze aanwijzing ter kennis van dit bureau, hierna „het onderzoeksbureau” genoemd. De aanwijzing geldt vanaf de dag van deze kennisgeving. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de beëindiging van de aanwijzing van een onderzoeksbureau, onverminderd artikel 15, lid 6, van deze verordening.

 

2.   Een personeelslid van een onderzoeksbureau dat aan het technische onderzoek deelneemt, mag van de feiten, documenten en informatie waarvan het tijdens of in verband met de uitvoering van dit onderzoek kennis krijgt, geen ongeoorloofd gebruik maken, noch deze aan onbevoegden bekendmaken. Deze verplichting blijft voor de personeelsleden gelden na afloop van het technische onderzoek, nadat zij de dienst hebben verlaten en na de beëindiging van de aanwijzing van het betrokken onderzoeksbureau.

 

3.   Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op materiaal van het ras, dat door de aanvrager ter beschikking van het onderzoeksbureau is gesteld.

 

4.   Het Bureau ziet toe op de naleving van de leden 2 en 3 en beslist over de verschoning of wraking van personeelsleden van de onderzoeksbureaus overeenkomstig artikel 81, lid 2, van de basisverordening.