Regel 1

Print this page

1. De aanvrage van een Gemeenschapsmerk behelst:
a) een verzoek om inschrijving van het merk als Gemeenschapsmerk;

b) naam, adres en nationaliteit van de aanvrager en de staat waar deze zijn woonplaats, zetel of een vestiging heeft. Namen van natuurlijke personen worden vermeld met familienaam en voornaam of -namen. Namen van juridische eenheden en van onder artikel 3 van de verordening vallende lichamen worden aangegeven met de officiële benaming ervan, met vermelding van de rechtsvorm van de eenheid, die op een gebruikelijke wijze mag worden afgekort. Het verdient aanbeveling telefoon- en faxnummers, e-mailadres en nadere gegevens van andere datacommunicatiemogelijkheden waaronder de aanvrager bereikbaar is, te vermelden. Voor iedere aanvrager dient in beginsel slechts één adres te worden vermeld. Indien verscheidene adressen worden opgegeven, wordt slechts het als eerste genoemde adres in aanmerking genomen, tenzij de aanvrager een van die adressen als postadres aanwijst;

c) een opgave van de waren of diensten waarvoor het merk moet worden ingeschreven, overeenkomstig regel 2;

d) de afbeelding van het merk overeenkomstig regel 3;

e) indien een vertegenwoordiger is aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig het bepaalde onder b). Indien de vertegenwoordiger meer dan een kantooradres heeft of indien er twee of meer vertegenwoordigers met verschillende kantooradressen zijn, wordt in de aanvrage vermeld welk adres als postadres dient. Bij ontstentenis van deze vermelding wordt alleen het eerstgenoemde adres als postadres in aanmerking genomen;

f) indien beroep wordt gedaan op de voorrang van een eerdere aanvrage overeenkomstig artikel 30 van de verordening, een in die zin luidende verklaring, waarin de datum waarop en de Staat waarin of waarvoor die eerdere aanvrage werd ingediend, worden vermeld;

g) indien aanspraak wordt gemaakt op tentoonstellingsvoorrang wegens expositie op een tentoonstelling overeenkomstig artikel 33 van de verordening, een in die zin luidende verklaring, waarin worden vermeld de naam van de tentoonstelling en de datum van de eerste expositie van de waren of diensten;

h) indien beroep wordt gedaan, overeenkomstig artikel 34 van de verordening, op de anciënniteit van in een Lid-Staat ingeschreven oudere merken, met inbegrip van een in de Benelux-landen ingeschreven merk, of op een ouder merk waarvoor een internationale inschrijving met rechtsgevolgen in een Lid-Staat bestaat, hierna: „eerder ingeschreven merken als bedoeld in artikel 34 van de verordening”, een in die zin luidende verklaring, waarin worden vermeld de Lid-Staat of de Lid-Staten waarin of waarvoor het oudere merk wordt ingeschreven, de datum waarop de betrokken inschrijving van kracht was geworden, het nummer van de betrokken inschrijving, alsmede de waren en diensten waarvoor het merk wordt ingeschreven;

i) in voorkomend geval, de verklaring dat om inschrijving als collectief Gemeenschapsmerk overeenkomstig artikel 64 (thans artikel 66, red Boek9) van de verordening wordt verzocht;

j) een vermelding van de taal waarin de aanvrage is ingediend, en van de tweede taal, overeenkomstig artikel 115, lid 3 (thans artikel 119, red. Boek9), van de verordening;

k) de handtekening van de aanvrager of van diens vertegenwoordiger overeenkomstig regel 79;

l) in voorkomend geval, het in artikel 39, lid 2, van de verordening bedoelde verzoek om een rechercheverslag.

 

2. De aanvrage om een collectief Gemeenschapsmerk mag de regels behelzen waaraan het gebruik van het merk is onderworpen.

 

3. [geschrapt]

 

4. Indien er meer dan één aanvrager is, mag in de aanvrage één aanvrager of vertegenwoordiger als gemeenschappelijk vertegenwoordiger aangewezen worden.