Regel 110

Print this page

1. De houder van een internationale inschrijving waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen, kan overeenkomstig artikel 148, lid 2, van de verordening rechtstreeks bij het Bureau een beroep doen op de anciënniteit van een of meer eerder ingeschreven merken, als bedoeld in artikel 35 van de verordening, vanaf de datum waarop het Bureau overeenkomstig artikel 147, lid 2, van de verordening het feit heeft gepubliceerd dat geen kennisgeving van weigering van bescherming van de internationale inschrijving waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen heeft plaatsgevonden, of indien een zodanige weigering is ingetrokken.

2. Indien voor de in lid 1 bedoelde datum bij het Bureau een beroep op anciënniteit wordt gedaan, wordt dat beroep op anciënniteit geacht door het Bureau te zijn ontvangen op de in lid 1 bedoelde datum.

3. Een aanvraag betreffende een beroep op anciënniteit overeenkomstig artikel 148, lid 2, van de verordening en lid 1 bevat:
a) de vermelding dat het beroep op anciënniteit betrekking heeft op een internationale inschrijving krachtens het Protocol van Madrid;
b) het inschrijvingsnummer van de internationale inschrijving;
c) naam en adres van de houder van de internationale inschrijving, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
d) indien de houder een vertegenwoordiger heeft aangewezen: naam en kantooradres van laatstgenoemde, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e);
e) een opgave van de lidstaat of lidstaten waar of waarvoor het oudere merk is ingeschreven, de datum waarop de betrokken inschrijving geldig werd, het inschrijvingsnummer en de waren en diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven;
f) indien een beroep op anciënniteit wordt gedaan voor een deel van de waren en diensten in de oudere inschrijving: een opgave van de waren en diensten waarvoor een beroep op anciënniteit wordt gedaan;
g) een afschrift van de betrokken inschrijving; door de bevoegde autoriteit voor eensluidend gewaarmerkt;
h) indien de houder van de internationale inschrijving zich overeenkomstig artikel 88 (thans artikel 92, red. Boek9), lid 2, van de verordening in een procedure voor het Bureau moet doen vertegenwoordigen: de benoeming van een vertegenwoordiger in de zin van artikel 89 (thans artikel 93, red. Boek9), lid 1, van de verordening.

4. Indien niet aan de in lid 3 bedoelde vereisten inzake het beroep op anciënniteit wordt voldaan, verzoekt het Bureau de houder van de internationale inschrijving de gebreken te verhelpen. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvraag af.

5. Indien het Bureau de aanvraag betreffende een beroep op anciënniteit heeft aanvaard, stelt het daarvan het Internationale Bureau in kennis, waarbij het de volgende gegevens vermeldt:
a) het nummer van de internationale inschrijving;
b) de naam van de lidstaat of lidstaten waar of waarvoor het vroegere merk is ingeschreven;
c) het nummer van de inschrijving; en
d) de datum waarop de inschrijving geldig werd.

6. Het Bureau stelt het Benelux-Merkenbureau of de centrale dienst voor de industriële eigendom van de betrokken lidstaat in kennis van de aanvraag betreffende een beroep op anciënniteit zodra deze door het Bureau is aanvaard.

7. De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat de houder van de internationale inschrijving mag volstaan met overlegging van minder bewijskrachtige stukken dan vereist uit hoofde van lid 1, onder g), mits het Bureau uit andere bronnen over de vereiste gegevens kan beschikken.