Regel 19

Print this page

1. Het Bureau stelt de opposant in de gelegenheid feiten, bewijzen en argumenten ter staving van zijn oppositie aan te dragen of ingevolge regel 15, lid 3, reeds aangedragen feiten, bewijzen of argumenten aan te vullen binnen een door het Bureau te stellen termijn die ten minste twee maanden bedraagt en ingaat op de datum waarop de oppositieprocedure overeenkomstig regel 18, lid 1, geacht wordt een aanvang te nemen.


2. Binnen de in lid 1 bedoelde termijn overlegt de opposant ook bewijzen van het bestaan, de geldigheid en de beschermingsomvang van zijn ouder merk of recht, alsmede bewijsmateriaal waaruit blijkt dat hij gerechtigd is een oppositie in te dienen. De opposant verstrekt met name het volgende bewijsmateriaal:
a) indien de oppositie berust op een merk dat geen Gemeenschapsmerk is, bewijsmateriaal betreffende de indiening of inschrijving ervan door overlegging:
i) indien het merk nog niet ingeschreven is, van een kopie van het desbetreffende indieningsbewijs of een ander gelijkwaardig document, afgegeven door de administratie waarbij de aanvrage voor een merk werd ingediend, of
ii) indien het merk ingeschreven is, van een kopie van het desbetreffende inschrijvingsbewijs en eventueel van het laatste vernieuwingsbewijs, waaruit blijkt dat de beschermingstermijn van het merk langer is dan de in lid 1 bedoelde termijn en de eventuele verlenging daarvan, of gelijkwaardige documenten, afgegeven door de administratie waarbij het merk werd ingeschreven;
b) indien de oppositie berust op een algemeen bekend merk in de zin van artikel 8, lid 2, onder c), van de verordening, bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het merk op het desbetreffende grondgebied algemene bekendheid geniet;
c) indien de oppositie berust op een bekend merk in de zin de artikel 8, lid 5, van de verordening, naast het onder a) van dit lid bedoelde bewijsmateriaal, bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het merk bekendheid geniet, alsmede bewijsmateriaal of argumenten waaruit blijkt dat gebruik van het aangevraagde merk zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel zou trekken uit of afbreuk zou doen aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk;
d) indien de oppositie berust op een ouder recht in de zin van artikel 8, lid 4, van de verordening, bewijsmateriaal betreffende de verkrijging en het voortbestaan van dat recht en de omvang van de daaraan verbonden bescherming;
e) indien de oppositie berust op artikel 8, lid 3, van de verordening, bewijsmateriaal betreffende het eigendomsrecht van de opposant en de aard van zijn relatie tot de gemachtigde of vertegenwoordiger.


3. De informatie en het bewijsmateriaal zoals bedoeld in de leden 1 en 2, moeten gesteld zijn in de proceduretaal of vergezeld gaan van een vertaling. De vertaling wordt overgelegd binnen de voor de indiening van het origineel gestelde termijn.


4. Het Bureau houdt geen rekening met schriftelijke opmerkingen of documenten, of delen daarvan, die niet binnen de door het Bureau gestelde termijn zijn ingediend of in de proceduretaal zijn vertaald.