Regel 21

Print this page

1. Indien verscheidene opposities tegen dezelfde aanvrage om een Gemeenschapsmerk zijn gericht, kan het Bureau deze bijeenvoegen. Het Bureau kan nadien anders beslissen.

 

2. Indien uit een eerste onderzoek van een of meer opposities blijkt dat het Gemeenschapsmerk waarvoor een inschrijvingsaanvrage is ingediend, voor alle of voor een deel van de waren of diensten waarvoor inschrijving wordt verzocht, mogelijk niet voor inschrijving in aanmerking komt, kan het Bureau de andere oppositieprocedures

opschorten. Het Bureau stelt de resterende opposanten in kennis van elke relevante beslissing die in die procedures die worden voortgezet, wordt genomen.

 

3. Nadat een beslissing waarbij de aanvrage wordt afgewezen, definitief is geworden, worden de opposities waaromtrent een beslissing overeenkomstig lid 2 werd opgeschort, geacht zonder voorwerp te zijn; de betrokken opposanten worden door het Bureau daarvan in kennis gesteld. In dat geval wordt de procedure beschouwd zonder voorwerp te zijn in de zin van artikel 81 (thans artikel 85, red. Boek9), lid 4, van de verordening.

 

4. Het Bureau betaalt de oppositietaks die door de opposant wiens oppositie op de, in de leden 1, 2 en 3, beschreven wijze wordt geacht zonder voorwerp te zijn, is betaald, voor 50% terug.