Regel 40

Print this page

1. Iedere vordering tot vervallen- of nietigverklaring die wordt geacht te zijn ingediend, wordt ter kennis gebracht van de Gemeenschapsmerkhouder. Wanneer het Bureau de vordering ontvankelijk verklaart, verzoekt het de Gemeenschapsmerkhouder binnen een door het Bureau te stellen termijn zijn opmerkingen in te dienen.
 
2. Indien de Gemeenschapsmerkhouder geen opmerkingen indient, kan het Bureau op grond van het bewijsmateriaal waarover het beschikt, over de vervallen- of over de nietigverklaring een beslissing nemen.


3. Het Bureau deelt alle door de Gemeenschapsmerkhouder ingediende opmerkingen aan de verzoeker mede en nodigt hem uit, wanneer het dit nodig acht, deze binnen een door het Bureau te stellen termijn te beantwoorden.

4. Tenzij regel 69 anders bepaalt of toestaat, worden alle door een der partijen ingediende opmerkingen aan de andere partij meegedeeld.


5. In het geval van een vordering tot vervallenverklaring op grond van artikel 50 (thans artikel 51, red. Boek9), lid 1, onder a), van de verordening verzoekt het Bureau de eigenaar van het Gemeenschapsmerk binnen een door het Bureau te stellen termijn het bewijs van het normale gebruik van het merk te leveren. Indien het bewijs niet binnen de gestelde termijn wordt geleverd, wordt het Gemeenschapsmerk vervallen verklaard. Regel 22, leden 2, 3 en 4, is van overeenkomstige toepassing.

6. Indien de verzoeker overeenkomstig artikel 56 (thans artikel 57, red. Boek9), lid 2 of lid 3, van de verordening het bewijs van gebruik of van het bestaan van geldige redenen voor het niet gebruiken moet leveren, verzoekt het Bureau de verzoeker binnen een door het Bureau te stellen termijn het bewijs van het normale gebruik van het merk te leveren. Indien het bewijs niet binnen de gestelde termijn wordt geleverd, wordt het verzoek tot nietigverklaring afgewezen. Regel 22, leden 2, 3 en 4, is van overeenkomstige toepassing.