Regel 6

Print this page

1. Indien in de aanvrage op de voorrang van een of meer eerdere aanvragen overeenkomstig artikel 30 van de verordening beroep wordt gedaan, doet de aanvrager binnen drie maanden na de datum van indiening opgave van het dossiernummer van de eerdere aanvrage en dient hij een afschrift van die eerdere aanvrage in. Het afschrift wordt door de instantie die de eerdere aanvrage heeft ontvangen, voor eensluidend met de eerdere aanvrage gewaarmerkt en gaat vergezeld van een verklaring van deze instantie waarin de datum van indiening van de eerdere aanvrage wordt vermeld. Indien de eerdere aanvrage een aanvrage van een Gemeenschapsmerk is, voegt het Bureau ambtshalve een kopie van de eerdere aanvrage in het dossier van de aanvrage voor een Gemeenschapsmerk.

 

2. Indien de aanvrager, nadat de aanvrage reeds is ingediend, beroep wenst te doen op de voorrang van een of meer eerdere aanvragen overeenkomstig artikel 30 van de verordening, wordt de verklaring van voorrang, waarin het land waarin of waarvoor en de datum waarop de eerdere aanvrage is ingediend, worden vermeld, binnen een termijn van twee maanden na de indiening van de aanvrage overgelegd. De uit hoofde van lid 1 verlangde gegevens en bewijsstukken worden het Bureau overgelegd binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de verklaring van voorrang.

 

3. Indien de eerdere aanvrage niet in een van de talen van het Bureau is gesteld, verzoekt het Bureau de aanvrager om binnen een door het Bureau gestelde termijn van ten minste drie maanden een vertaling van de eerdere aanvrage in een van bedoelde talen in te dienen.

 

4. De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat de aanvrager met overlegging van minder bewijskrachtige stukken dan vereist uit hoofde van lid 1 mag volstaan, mits het Bureau uit andere bronnen over de vereiste gegevens kan beschikken.