Regel 7

Print this page

1. Indien in de aanvrage beroep wordt gedaan op voorrang uit hoofde van een tentoonstelling overeenkomstig artikel 33 van de verordening, legt de aanvrager binnen een termijn van drie maanden na de datum van indiening van de aanvrage een bewijsstuk over, dat op de tentoonstelling door de, voor de bescherming van de industriële eigendom op die tentoonstelling verantwoordelijke autoriteit werd afgegeven. Uit deze verklaring moet blijken dat het merk metterdaad voor de betrokken waren en diensten werd gebruikt, op welke datum de tentoonstelling werd geopend, en op welke datum het merk voor het eerst is gebruikt indien het eerste gebruik niet met de openingsdatum van de tentoonstelling samenviel. Het bewijsstuk gaat vergezeld van een vermelding van het feitelijk gebruik van het merk die door de bovengenoemde autoriteit naar behoren wordt gewaarmerkt.

 

2. Indien de aanvrager, nadat de aanvrage is ingediend, beroep wenst te doen op voorrang uit hoofde van een eerste tentoonstelling, wordt de verklaring van voorrang, waarin de naam van de tentoonstelling en de datum waarop de waren of diensten voor het eerst zijn tentoongesteld, worden vermeld, binnen een termijn van twee maanden na de indiening van de aanvrage overgelegd. De uit hoofde van lid 1 verlangde gegevens en bewijsstukken worden het Bureau overgelegd binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de verklaring van voorrang.