Artikel 12

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Een vordering bij het Bureau tot vervallen- of tot nietigverklaring overeenkomstig artikel 63 van Verordening (EU) 2017/1001 behelst:
a) het inschrijvingsnummer van het Uniemerk waarvan de vervallen- of de nietigverklaring wordt verzocht, en de naam van de desbetreffende merkhouder;
b) de gronden waarop de vordering berust, door middel van een verklaring dat aan de respectieve vereisten van de artikelen 58, 59, 60, 81, 82, 91 of 92 van Verordening (EU) 2017/1001 is voldaan;
c) met betrekking tot de eiser:
i) de gegevens van de eiser overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/626;
ii) indien de eiser een vertegenwoordiger heeft aangewezen, of indien vertegenwoordiging verplicht is in de zin van artikel 119, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1001, de naam en het kantooradres van de vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder e), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/626;

d) een opgave van de waren of diensten waarvoor de vervallen- of de nietigverklaring wordt verzocht, bij ontbreken waarvan de vordering wordt geacht gericht te zijn tegen alle waren of diensten waarop het betrokken Uniemerk betrekking heeft.


2. In aanvulling op de eisen van lid 1 omvat een vordering tot nietigverklaring op relatieve gronden het volgende:
a) in geval van een vordering krachtens artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1001 een opgave van het oudere recht waarop de vordering is gebaseerd, overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder b), van deze verordening, dat op een dergelijke vordering van overeenkomstige toepassing is;
b) in geval van een vordering krachtens artikel 60, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1001 een beschrijving van de aard van het oudere recht waarop de vordering is gebaseerd, een weergave ervan en een vermelding of dit oudere recht bestaat in de gehele Unie of in een of meer lidstaten, en, indien dit het geval is, een opgave van die lidstaten;
c) gegevens overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 2, onder d) tot en met g), van deze verordening, dat op een dergelijke vordering van overeenkomstige toepassing is;
d) indien de vordering wordt ingesteld door een licentienemer of een persoon die op grond van de toepasselijke Uniewetgeving of het toepasselijke nationale recht een ouder recht kan doen gelden, een opgave betreffende de machtiging of het recht om de vordering in te stellen.


3. Wanneer de vordering tot nietigverklaring overeenkomstig artikel 60 van Verordening (EU) 2017/1001 berust op meer dan een ouder merk of recht, zijn de leden 1, onder b), en 2 van dit artikel voor elk van deze merken of rechten van toepassing.


4. De vordering kan een met redenen omklede uiteenzetting van de gronden, de feiten en argumenten waarop zij berust, en bewijsstukken tot staving bevatten.