Artikel 8

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Indien de opposant voor het verstrijken van de in artikel 7, lid 1, genoemde periode geen bewijsmateriaal heeft aangedragen of indien het overgelegde bewijsmateriaal kennelijk irrelevant of kennelijk ontoereikend is om te voldoen aan de in artikel 7, lid 2, vastgestelde eisen voor enig ouder recht, wordt de oppositie als ongegrond afgewezen.


2. Indien de oppositie niet wordt afgewezen op grond van lid 1, deelt het Bureau de opmerkingen van de opposant aan de aanvrager mee en verzoekt het deze binnen een door het Bureau gestelde termijn zijn opmerkingen in te dienen.


3. Indien de aanvrager geen opmerkingen indient, baseert het Bureau zijn beslissing aangaande de oppositie op de aan het Bureau voorgelegde stukken.

 

4. Het Bureau deelt de opmerkingen van de aanvrager aan de opposant mee en verzoekt deze, wanneer het Bureau zulks noodzakelijk acht, daarop binnen een door het Bureau gestelde termijn te antwoorden.


5. Indien na het verstrijken van de in artikel 7, lid 1, bedoelde periode de opposant feiten of bewijzen overlegt die een aanvulling zijn op binnen deze termijn overgelegde relevante feiten of bewijzen en deze betrekking hebben op dezelfde vereiste als verankerd in artikel 7, lid 2, oefent het Bureau zijn bevoegdheid uit hoofde van artikel 95, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1001 uit bij de beslissing of het die aanvullende feiten of bewijzen aanvaardt. Met het oog hierop houdt het Bureau met name rekening met de fase van de procedure, de vraag of de feiten of bewijzen op het eerste gezicht relevant kunnen zijn voor de oplossing van het geschil en of zij op goede gronden niet tijdig zijn overgelegd.


6. Het Bureau verzoekt de aanvrager om nadere opmerkingen in te dienen indien het dat in de gegeven omstandigheden passend acht.


7. Indien de oppositie niet op grond van lid 1 is afgewezen en het door de opposant aangedragen bewijsmateriaal niet volstaat ter staving van de oppositie overeenkomstig artikel 7 voor enig ouder recht, wordt de oppositie als ongegrond afgewezen.


8. Artikel 6, leden 2 en 3, is van overeenkomstige toepassing na de datum waarop de contradictoire fase van de oppositieprocedure geacht wordt te beginnen. Indien de aanvrager de betwiste aanvraag wenst in te trekken of te beperken, doet hij dit door middel van een afzonderlijk document.


9. Waar nodig kan het Bureau de partijen verzoeken hun opmerkingen tot bepaalde punten te beperken, in welk geval het de partijen in de gelegenheid stelt de andere punten in een later stadium van de procedure aan de orde te stellen. Het Bureau hoeft een partij niet te informeren over de mogelijkheid dat bepaalde relevante feiten of bewijsstukken die een partij eerder niet heeft overgelegd, kunnen worden overgelegd.