Artikel 9

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Indien verscheidene opposities tegen dezelfde aanvraag om inschrijving van een Uniemerk zijn ingesteld, kan het Bureau deze met het oog op de behandeling bijeenvoegen. Het Bureau kan vervolgens beslissen deze opposities afzonderlijk te onderzoeken.


2. Indien uit een eerste onderzoek van een of meer opposities blijkt dat het Uniemerk waarvoor een inschrijvingsaanvraag is ingediend, voor alle of voor een deel van de waren of diensten waarvoor inschrijving wordt verzocht, mogelijk niet voor inschrijving in aanmerking komt, kan het Bureau de andere oppositieprocedures die met die aanvraag verband houden, opschorten. Het Bureau stelt de opposanten die door de schorsing worden geraakt, in kennis van elke relevante beslissing die in de context van die lopende procedure wordt genomen.


3. Nadat een beslissing waarbij een aanvraag zoals bedoeld in lid 1 wordt afgewezen, definitief is geworden, worden de opposities waaromtrent een beslissing overeenkomstig lid 2 werd opgeschort, geacht zonder voorwerp te zijn; de betrokken opposanten worden daarvan in kennis gesteld. In dat geval wordt de procedure geacht zonder voorwerp te zijn in de zin van artikel 109, lid 5, van Verordening (EU) 2017/1001.


4. Het Bureau betaalt de oppositietaks die door elke opposant wiens oppositie op de in lid 3 beschreven wijze wordt geacht zonder voorwerp te zijn, is betaald, voor 50 % terug, op voorwaarde dat de opschorting van de procedure betreffende die oppositie vóór het begin van de contradictoire fase van de procedure heeft plaatsgevonden.