Artikel 14

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Opdat de houder toezicht zou kunnen uitoefenen op de naleving overeenkomstig deze verordening van het bepaalde in artikel 14 van de basisverordening, wat de nakoming door de landbouwer van zijn verplichtingen betreft, moet de landbouwer op verzoek van de houder:

a) de juistheid van de informatie, vervat in de in artikel 8 bedoelde verklaringen, aantonen door overlegging van de beschikbare relevante documenten zoals facturen, gebruikte etiketten of andere bewijsstukken, zoals op grond van artikel 13, lid 1, onder a), vereist, die betrekking hebben op

— de verrichting door derden van diensten, bestaande in de verwerking van het oogstprodukt van een ras van de houder voor aanplanting, of

— in het geval van artikel 8, lid 2, onder e), de levering van teeltmateriaal van een ras van de houder,

of door het tonen van het land of de opslaginstallaties;

b) het op grond van artikel 4, lid 3, of artikel 7, lid 5, vereiste bewijs leveren.

2. Onverminderd andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht of de wetgeving van de Lid-Staten, moeten de landbouwers alle in lid 1 bedoelde documenten of bewijsstukken ten minste gedurende de in artikel 8, lid 3, vastgestelde periode bewaren, mits, wat gebruikte etiketten betreft, de door de houder verstrekte informatie, zoals bedoeld in artikel 8, lid 3, tweede alinea, de instructie bevatten dat het bij het geleverde teeltmateriaal horende etiket moest worden bewaard.