Artikel 26

Print this page

  weegschaal.png

 

1. [Samenstelling] De Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de leden van de Unie. Elk lid van de Unie benoemt één vertegenwoordiger in de Raad en één plaatsvervanger. De vertegenwoordigers of plaatsvervangers kunnen zich doen vergezellen door assistenten of adviseurs.


2. [Voorzitter en vice-voorzitters] De Raad kiest uit zijn midden een voorzitter en een eerste vice-voorzitter. De Raad kan andere vice-voorzitters kiezen. De eerste vice-voorzitter vervangt de voorzitter indien deze verhinderd is. De duur van het voorzitterschap bedraagt drie jaar.


3. [Vergaderingen] De Raad vergadert op uitnodiging van de voorzitter. De Raad houdt eenmaal per jaar een gewone vergadering. Daarnaast kan de voorzitter de Raad bijeenroepen zo dikwijls als hij daartoe aanleiding vindt; hij dient de Raad bijeen te roepen binnen een termijn van drie maanden, indien een derde van de leden van de Unie daarom verzoekt.


4. [Waarnemers] Staten die geen lid zijn van de Unie kunnen als waarnemers voor de vergaderingen van de Raad worden uitgenodigd. Voor die vergaderingen kunnen ook andere waarnemers, alsmede deskundigen, worden uitgenodigd.


5. [Taken] De taken van de Raad zijn de volgende:
i) het bestuderen van passende maatregelen ter behartiging van de belangen en ter bevordering van de ontwikkeling van de Unie;
ii) het opstellen van zijn reglement van orde;
iii) het benoemen van de Secretaris-Generaal en, indien de Raad dit nodig acht, van een plaatsvervangend Secretaris-Generaal; het vaststellen van de voorwaarden van benoeming van elk van deze functionarissen;
iv) het onderzoeken van het jaarverslag over de werkzaamheden van de Unie en het vaststellen van het programma van haar komende werkzaamheden;
v) het geven van alle nodige richtlijnen aan de Secretaris-Generaal voor de vervulling van de taken van de Unie;
vi) het vaststellen van het administratief en financieel reglement van de Unie;
vii) het onderzoeken en goedkeuren van de begroting van de Unie en het vaststellen van de bijdrage van elk lid van de Unie;
viii) het onderzoeken en goedkeuren van de door de Secretaris-Generaal voorgelegde rekening en verantwoording;
ix) het vaststellen van de datum en plaats van de in artikel 38 bedoelde conferenties en het nemen van de ter voorbereiding daarvan noodzakelijke maatregelen; en
x) in het algemeen het nemen van alle noodzakelijke beslissingen met het oog op de goede werking van de Unie.


6. [Stemmen]
a) Elk lid van de Unie dat een Staat is, heeft één stem in de Raad.
b) Een Verdragsluitende Partij die een intergouvernementele organisatie is, kan ter zake van de tot haar bevoegdheid behorende aangelegenheden de stemrechten uitoefenen van haar lidstaten die lid zijn van de Unie. Een dergelijke intergouvernementele organisatie kan de stemrechten van haar lidstaten niet uitoefenen indien haar lidstaten hun stemrechten uitoefenen, en omgekeerd.


7. [Meerderheid] Elke beslissing van de Raad wordt genomen met een eenvoudige meerderheid van de uitgebrachte stemmen; een beslissing van de Raad krachtens het vijfde lid, punten ii, vi en vii, alsmede artikel 28, derde lid, artikel 29, vijfde lid, letter b, en artikel 38, eerste lid, wordt evenwel genomen met een meerderheid van drie vierde van de uitgebrachte stemmen. Onthouding van stem wordt nie beschouwd als het uitbrengen van een stem.