Artikel 58

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Verstrijkt een termijn op een dag waarop het Bureau niet geopend is voor inontvangstneming van stukken of op een dag waarop, om andere dan de in lid 2 genoemde redenen, op de plaats waar het Bureau is gevestigd geen normale postbestellingen plaatsvinden, dan wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag waarop het Bureau geopend is voor inontvangstneming van stukken en waarop de normale postbestellingen plaatsvinden.

De dagen waarop het Bureau niet geopend is voor inontvangstneming van stukken worden vóór de aanvang van elk kalenderjaar door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

 

2. Verstrijkt een termijn op een dag waarop de postbestelling in een lidstaat of tussen een lidstaat en het Bureau algemeen is onderbroken of dientengevolge is gestoord, dan wordt voor de partijen die hun woonplaats of zetel in die lidstaat hebben of die vertegenwoordigers hebben aangewezen die in die lidstaat hun kantoor hebben, de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag na deze periode van onderbreking of storing.

Ingeval de betrokken lidstaat de staat is waar het Bureau zijn zetel heeft, is de eerste alinea op alle partijen van toepassing.

De in de eerste alinea bedoelde periode wordt door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

 

3. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de termijnen waarin bij Verordening (EG) nr. 6/2002 of bij de onderhavige verordening is voorzien, wanneer het handelingen betreft die verricht moeten worden door de bevoegde instantie in de zin van artikel 35, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 6/2002.

 

4. Indien de regelmatige werking van het Bureau door buitengewone omstandigheden, zoals een natuurramp of een staking, wordt onderbroken of gestoord, zodat de mededelingen van het Bureau aan partijen over het verstrijken van termijnen vertraging ondervinden, kunnen de binnen die termijnen te verrichten handelingen alsnog binnen één maand na de kennisgeving van de vertraagde mededeling geldig worden verricht.

De begin- en einddatum van een dergelijke onderbreking of storing worden door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.